Reeks planten en dieren die in de zin van eten en gegeten worden met elkaar verbonden zijn.

1. Gloeiend vloeibaar materiaal dat beneden de aardkorst wordt gevormd.

Deel van het Pleistoceen, waarin de ontwikkeling van de landbouw heeft plaatsgevonden.

Gecompliceerd netwerk van voedselketens binnen een ecosysteem.

Een verzameling van met elkaar samenhangende organismen die uit een individu zijn voortgekomen.

Bij tweekleppigen en brachiopoden het scharnier waarmee de kleppen samenhangen.

Geconserveerde overblijfselen of sporen van leven van minstens 10.000 jaar oud.

Het materiaal waarop een organisme is terechtgekomen of is ingebed.

Gesteente aan het aardoppervlak, ontstaan door bezinking van aangevoerd materiaal, bij voorbeeld zand of door chemische neerslag, bijvoorbeeld zout.

Gewerveld dier uit de klasse der Reptilia. Koudbloedig en met een geschubde huid, eierleggend. Voorbeeld: hagedissen en slangen.