1 |
rijkeRijke, m. (-n), rijk -, vermogend man. *-LIJK, bn. en bijw. (-er, -st), ruim, overvloedig, meer dan genoeg. -HEID, v. gmv. overvloed, mildheid.
|
2 |
rijkeverbogen vorm van de stellende trap van rijk
|
<< rijkdom | Rijn >> |