1 |
halzenmeervoud van het zelfstandig naamwoord hals
|
2 |
halzen(engels: necks (container components)) Relatief smalle of vernauwde delen van vaten, zoals het slanke gedeelte van een fles of vaas tussen de mond en de schouders.
|
3 |
halzenplaats waar het schip zijn grootste breedte heeft; touw waarmee de onderste hoeken van grootzeil en fok naar voren kunnen worden getrokken. Zie ook Halsklamp.
|
4 |
halzenHalzen is een koersverandering bij het zeilen waarbij de achtersteven van het schip zich door de windrichting verplaatst, dit in tegenstelling tot wenden, waarbij de voorsteven door de wind gaat.
Bij [..]
|
5 |
halzenHalzen is een koersverandering bij het zeilen waarbij de achtersteven van het schip zich door de windrichting verplaatst, dit in tegenstelling tot wenden, waarbij de voorsteven door de wind gaat.
Bij [..]
|
6 |
halzenHalzen is een koersverandering bij het zeilen waarbij de achtersteven van het schip zich door de windrichting verplaatst, dit in tegenstelling tot wenden
|
7 |
halzenHalzen, ow. gel. (ik halsde, heb gehalsd), (zeew.) wenden; (fig.) zich afwerken.
|
<< handletters | Hamar >> |