1 |
buigenDuits werkwoord: biegen-bog - gebogen
|
2 |
buigenonregelmatig werkwoord - het krom maken Voorbeeld: hij bu [..]
|
3 |
buigen
|
4 |
buigenplier, pencher
|
5 |
buigen(engels: bending) Op specifieke punten draaien, duwen of met kracht drukken met als doel hoekige of gebogen vormen te creƫren.
|
6 |
buigenBuigen, bw. en ow. ong. (ik boog, heb of ben gebogen), krommen, vouwen; zich buigen, eene buiging maken; hij boog en vertrok; (fig.) nederig zijn, zich krommen (onder het juk); zich gehoorzaam toonen; [..]
|
7 |
buigenflecteren, zie anteflexie, kataflexie.
|
<< buien | buik >> |