1 |
simulerenAceren, Affecteren, Doen alsof, Fingeren, Huichelen, Spelen, Toneelspelen, Veinzen, Voorgeven, Voorwenden; Achternadoen, Imiteren, Nabootsen, Nadoen
|
2 |
simulerenveinzen, bewimpelen, voorwenden
|
3 |
simulerenvoorwenden; nabootsen
|
4 |
simulerenveinzen, bewimpelen, voorwenden
|
5 |
simulerenzie simulatie (bet. 2).
|
6 |
simulerenveinzen, bewimpelen, voorwenden
|
7 |
simulerenIets nadoen
|
8 |
simulerenHet nabootsen van bepaalde situaties, gedragingen, eigenschappen, activiteiten, werkwijzen enz.
|
9 |
simulerenveinzen, bewimpelen, voorwenden
|
10 |
simulerenIn de psychologie en psychiatrie wordt de term simuleren gebruikt om aan te geven dat de patiƫnt, een simulant genoemd, een lichamelijke of geestelijke ziekte of symptomen hiervan voorwendt of veinst. [..]
|
<< simulatie | Sin >> |