1 |
wispelenWispelen, bw. ow. gel. (ik wispelde, heb gewispeld), schudden, heen en weder bewegen; zacht spreken, fluisteren. *...STAARTEN, ow. gel. kwispelstaarten, (zie dit woord). *...TURIG, bn. en bijw. (-er, [..]
|
<< wipkip | wittebrood >> |