1 |
VroedPrudent, Wetend, Wijs
|
2 |
Vroed[van het Oudiers raith (merken), Lets prats (verstand)], (verouderd) wetend, wijs: (thans nog een licht ironisch gebruik) de vroede vaderen, de regeerders, m.n. het gemeentebestuur.
|
3 |
VroedLet op: Spelling van 1858 wijs, voorzigtig, loos, geslepen
|
<< Vrind | Vroedkunde >> |