1 |
ventenVenten, bw. gel. (ik ventte, heb gevent), verkoopen (inz. aan de huizen).
|
2 |
venten ( inergatief ) , ( handel ) op straat of huis aan huis iets verkopen
Hij ventte met koek en snoepgoed, maar de zaken gingen slecht.
|
3 |
ventenLeuren, Parlevinken, Verkopen
|
4 |
ventenVenten is het verkopen van goederen van huis tot huis of op straat, zonder vaste plaats. Degene die dat doet wordt venter genoemd. De "Algemene Plaatselijke Verordening" kan bepalen dat dit alleen mag [..]
|
<< Ventana | venter >> |