1 |
spreiSprei, v. (B.m.) (-jen, B. -en), dekkleed (over een bed enz.). *-DEN, bw. gel. (ik spreidde, heb gespreid), uiteen leggen, ontvouwen, verbreeden; (zeew.) gillen, schuin afsnijden of afzagen; (fig.) he [..]
|
2 |
spreieen soms kunstig versierd kleed waarmee een opgemaakt bed afgedekt wordt
|
<< spreekwoorden | Spreidingsbeleid >> |