1 |
smijtenhard gooien of werpen
Hij smeet de bal ontzettend ver.
|
2 |
smijtenwenden van een schip [zie ook: smijt].
|
3 |
smijtenDonderen, Duivelen, Duvelen, Flikkeren, Gooien, Kegelen, Keilen, Kieperen, Kletsen, Kogelen, Kwakken, Lazeren, Kltsen, Kogelen, Kwakken, Lazeren, Mieteren, Patsen, Plenzen, Pleuren, Slaan, Slingeren, Smakken, Sodemieteren, Werpen
|
4 |
smijtenDuits werkwoord: schmeißen- schmiss-geschmissen
|
<< smeltwater | smient >> |