1 |
schikSchik, m. gmv. orde, opruiming, schikking; genoegen, tevredenheid; ik ben er regt in mijnen - mede, ik ben er over tevreden; hij is niet in zijnen - (niet in een goede luim); hij heeft - in zijn leven [..]
|
2 |
schikDraai, Gein, Genoegen, Jolijt, Leut, Lol, Plezier, Pret, Tevredenheid, Vergenoegdheid, Voldaanheid, Vreugde, Vrolijkheid; Behoorlijkheid, Betamelijkheid, Fatsoen
|
3 |
schik wat je leuk vindt Voorbeeld: we hebben altijd erg veel s [..]
|
4 |
schik
|
<< schichtig | schijnvrucht >> |