1 |
pokPok, v. (-ken), puist, zweer; de -ken, kinderziekte; de -ken inenten; de -ken gaan om (heerschen). *-, schurft der schapen. *-ACHTIG, *-KIG, bn. (-er, -st), als pokken; schurftig (van schapen). *-DAAL [..]
|
<< poezelig | poleerbeitel >> |