1 |
opgeblazenvoltooid deelwoord van opblazen
|
2 |
opgeblazenOpgeblazen, bn. en bijw. gezwollen; (fig.) trotsch, hoogmoedig, verwaand. *-HEID, v. gmv. *...GEBRUIKEN, bw. gel. alles gebruiken, niets overlaten, niets overhouden. *...GEHOOPT, bn. opeengestapeld, z [..]
|
<< opgaan | opgeblazenheid >> |