1 |
nuditeitLet op: Spelling van 1858 naaktheid, ontblootheid. Nuditeiten, zwakheden, vergrijpen; in de schilderk., naakte beelden; insgelijks ontuchtige verhalen. Nudipedaliƫn waren, bij de Romeinen, plegtige omgangen, die blootsvoets geschiedden. Nudipedalen waren dweepers van de zestiende eeuw, welke voorgaven; dat de godsdienst bestond in barrevoets te gaan, dewijl God aan Mozes en Jozua bevolen had, hunne schoenen uit te trekken
|
<< nubiel | nuf >> |