1 |
mallenMallen, ow. gel. (ik malde, heb gemald), zich gek aanstellen, zich als een dwaas gedragen. *-, bw. (zeew.) naar den mal (vorm) werken. *-ZOLDER, MALZOLDER, m. (-s), (zeew.) vertrek op welks vloer de s [..]
|
2 |
mallenmeervoud van het zelfstandig naamwoord mal
|
<< malleator | malleolair >> |