1 |
lenigLenig, bn. en bijw. (-er, -st), rekbaar, uit te strekken in de lengte; smeedbaar, zacht; buigzaam (van metalen, riet enz.); (fig.) - van aard, zachtzinnig. *-EN, bw. gel. (ik lenigde, heb gele-
|
2 |
lenigkwalificatie van de kwaliteiten van de vrouwelijke partner in bed gedurende recreatieve activiteiten, waarbij zeer lenig goed is en niet lenig slecht.
|
3 |
lenigbijvoeglijk naamwoord - je soepel kunnen bewegen Voorbeel [..]
|
4 |
lenig
|
<< leniens | lening >> |