1 |
hondjeverkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hond
|
2 |
hondjeHondje, (B. *-N), o. (-s), kleine hond; (oudt.) benaming van een dubbeltje; (fig.) minzaam woordje; mijn -! lief kind! (fig.) van het - gebeten, trotsch, ingebeeld.
|
<< hoofdkaas | Hondo >> |