1 |
dollenmeervoud van het zelfstandig naamwoord dol
|
2 |
dolleniemand voor de gek houden
|
3 |
dollenDollen, bw, en ow. gel. (ik dolde, heb gedold), razen; (fig.) iem. lastig zijn, voor den gek houden; eenen os -, doodslaan (met eenen moker voor den kop). *...IGHEID, v. zie DOLHEID.
|
<< doteren | dollenhuis >> |