1 |
beziteigendom
|
2 |
bezitdingen die van jou zijn (je eigendommen).
|
3 |
bezit wat van jou is, waar je eigenaar van bent Voorbeeld: het [..]
|
4 |
bezitBezit is in het Nederlands vermogensrecht het houden van een goed voor zichzelf (art. 107 eerste lid, Burgerlijk Wetboek Boek 3 (BW 3)). Een bezitter heeft meestal de feitelijke macht over een goed en [..]
|
5 |
bezit
|
6 |
bezitbezitzn onz bezit ( ) [bəˈzɪt] wat je hebt Kinderen zijn een kostbaar bezit.
|
7 |
bezitFeitelijk meesterschap uitgeoefend over een zaak. Het bezit is een feit, geen recht. Wat roerende goederen betreft, maakt de wet dit onderscheid niet zodat het feit van bezit samenvalt met het eigendomsrecht (BW 2279, eerste lid) indien de bezitter te goeder trouw is (zie "houderschap")
|
8 |
bezitHet houden van een zaak en pretenderen daarvan eigenaar te zijn c.q. het houden van een recht en pretenderen de rechthebbende te zijn.
|
9 |
bezitBezit, o. gmv. - van iets; iets in - nemen, zich van iets verzekeren. *-NEMING, IN-, v. gmv. *-TELIJK, bn. (taalk.) bezit aanwijzend; een - voornaamwoord. *-TEN, bn. onr. (ik bezat, heb bezeten), op i [..]
|
10 |
bezithet houden van een goed voor zichzelf
|
11 |
bezitBezit of bezitting kan verwijzen naar:
Activa, bezitting in de bedrijfseconomie
Bezit (Nederlands recht), term in het vermogensrecht
Eigendom, recht van een eigenaar
Goed (Nederlands recht), hetgeen i [..]
|
<< bestwil | bezitten >> |