1 |
bekeen kam, welke stevig op het midden van de schedel rust; begint als enkele kam boven de snavel om zich daarna te splitsen en van achteren rond te gaan, zodat door de kamtanden een soort kroon wordt gevormd.
|
2 |
bekverkorting van ‘bek houden’. Als in: - ‘ Waar vind ik de hangmappen?’ - ‘Bek! Ik zit te bellen’
|
3 |
bekBek, m. (-ken), snavel; een paard den - afrijden; zacht in den -; (fig). - af zijn, vermoeid zijn; § houd je -, wees stil.
|
4 |
bekBek is een Engelse jongensnaam.
|
5 |
bek mond van een dier Voorbeeld: ik mocht onze hond niet in [..]
|
6 |
bek
|
<< bejegening | bekaaid >> |