1 |
beduidenBedieden
|
2 |
beduidenBeduiden, bw. gel. (ik beduidde, heb beduid), verklaren, aantoonen, uitleggen; beteekenen. *-IS, v. (-sen), beteekenis. *...DUIDSEL, o. *...ING, v. gmv. het beduiden.
|
3 |
beduidenregelmatig werkwoord - zeggen wat de bedoeling is Voorbee [..]
|
4 |
beduiden ( overgankelijk ) ergens naar verwijzen
Dat beduidde iets anders.
|
<< beducht | bevriezen >> |