1 |
afspraakEen door twee of meerdere partijen schriftelijk of mondeling gemaakte overeenkomst.
|
2 |
afspraakEen regel of gedragslijn die door partijen wordt geaccepteerd na overleg en wederzijds akkoord.
|
3 |
afspraakEen overeenkomst tussenpersonen of bedrijven die niet nagekomen hoeft te worden denk hierbij aan ziekenhuizen, die hoe laat de afspraak ook is nooit op tijd werken. Walgelijk deze vorm van afspraken maken
|
4 |
afspraakaf·spraak (de; v(m); meervoud: afspraken) 1mondelinge overeenkomst: volgens afspraak
|
5 |
afspraak wat je (elkaar) belooft Voorbeeld: mijn afspraak met de [..]
|
6 |
afspraakZowel op afspraak, na afspraak als volgens afspraak is correct. De meest gebruikelijke combinatie is op afspraak.
|
7 |
afspraakeen overeenkomst
Er viel geen afspraak met hem te maken.
|
<< affirmeren | affkennen >> |