1 |
afjagenAfjagen, bw. gel. en ong. (ik jaagde of joeg af, heb afgejaagd), naar beneden-, weg-, van daan jagen; (een paard) door sterk rijden afmatten. ZICH -, ww. zich door jagen of loopen vermoeijen. *...JAGE [..]
|
<< afhaken | afladen >> |