1 |
TrilTril, m. gmv. aan of op den - gaan, lanterfanten. *-GRAS, o. zek. plant. *-LEN, ow. gel. (ik trilde, heb getrild), beven, sidderen, rillen. *-LING, v. het trillen. *-LIOEN, o. duizendmaal duizend bill [..]
|
<< Trijsel | Trimoerti >> |