1 |
StorenBelemmeren, Beletten, Derangeren, Hinderen, Incommoderen, Lastig vallen, Onderbreken, Ontregelen, Ophouden, Stremmen, Tot last zijn, Verstoren; Ergeren, Irriteren; Miskomen
|
2 |
Storenww. opslaan
|
3 |
StorenStoren, bw. gel. (ik stoorde, heb gestoord), hinderen, verhinderen, beletten, belemmeren, afbreken, stremmen; verstoren. ZICH -, ww. zich aan iets -, zich aan iets gelegen laten liggen; om iets geven; [..]
|
<< Store | Stormig >> |