1 |
BlijdBlijd, Blij, Blijde, bn. en bijw. (blijder, blijdst), verheugd, opgeruimd; - om of over iets zijn; ik ben - u te zien; de blijde boodschap, het Evangelie; de blijde inkomst, inhuldigingsfeest der oude [..]
|
<< Bleeten | Blije >> |