1 |
zwetsen
|
2 |
zwetsenBluffen, Grootspreken, Ophakken, Opscheppen, Opsnijden, Pochen, Snoeven, Stoefen; Bazelen, Beuzelen, Dazen, Divageren, Ijlen, Kleppen, Kletsen, Lullen, Raaskallen, Wauwelen, Zwammen
|
3 |
zwetsenZwetsen is de Noord-Hollandse betekenis gewoon praten of communiceren.
|
<< zweven | Zwartemeer >> |