1 |
waggelenregelmatig werkwoord - heen en weer of op en neer gaan Vo [..]
|
2 |
waggelenWaggelen, ow. gel. (ik waggelde, heb gewaggeld), heen en weder zwikken, niet vast staan, wankelen. *-D, bn. (-er, -st), onvast, wankelend. *-ING, v. het waggelen.
|
<< wagenziekte | waggelgang >> |