Taai, bn. en bijw. (-jer, B. -er), buigzaam; hard, stevig, vast (b.v. van leder); kleverig; slijmerig, slijmachtig; (fig.) karig, vasthoudend, gierig; (fig.) hij heeft een -je gepikt, hij is dronken. [..]

bv taai vlees dat is niet om te eten het is hard en kan je bijna niet snijden

bv taai vlees kun je niet snijden en is veel te hard om op te kauwen je kan het dus niet op eten

Taai kan verwijzen naar: Een dialect van de in Taiwan gesproken taal het Saisiyat, zie Taai (dialect) Een soort koek, zie Taaitaai Een eigenschap van koekjes of materialen, zie taaiheid

bijvoeglijk naamwoord - zo buigbaar dat je het bijna niet ku [..]