1 |
sufficiëntLet op: Spelling van 1858 toereikend, genoegzaam. Sufficiëntie, toereikendheid. Sufficit, Lat., het is genoeg, het is voldoende. Suffisance, Fr., laatdunkendheid, eigenwaan, trotsche zelfgenoegzaamheid. Suffisant, genoegzaam, voldoende, toereikend; ook ingebeeld, laatdunkend
|
<< sudderen | suffisante >> |