1 |
slaag
|
2 |
slaagAfranseling, Afstraffing, Kleun, Pandoering, Rammel, Rammeling, Ransel, Ros, Smeer, Stokslagen, Troef
|
3 |
slaagSlaag, m. gmv. - krijgen, geslagen worden. *-S, bijw. aan den slag, aan het vechten; - raken, (inz. van vloten). -, (oudt.) van pas.
|
4 |
slaag klappen Voorbeeld: ik kreeg slaag als ik te laat thuiskw [..]
|
<< slaaf | slepen >> |