1 |
schervenScherven, ow. gel. (ik scherfde, heb gescherfd), splijten, brokkelen; de pot begint te - (brokjes verglaassel af te werpen).
|
2 |
schervenmeervoud van het zelfstandig naamwoord scherf
|
3 |
scherven(engels: sherds) Wordt alleen gebruikt voor fragmenten van aardewerk of glas.
|
<< schertsen | schets >> |