1 |
Periodebepaalde tijdsduur.
|
2 |
PeriodeOp verschillende plekken wordt een begin- en einddatum (meestal inclusief tijd) gebruikt. Om verwarring te voorkomen gaat het hierbij altijd om VAN (inclusief) en TOT (exclusief). Dus de periode VAN 1 april TOT 1 maart bevat 1 maart zelf NIET. Door meestal ook een tijd te noemen worden onduidelijkheden voorkomen. Aankomst- en vertrekdatum De begin- [..]
|
3 |
Periode reeks van momenten Voorbeeld: het was een drukke periode [..]
|
4 |
Periode
|
5 |
Periodepunt, stip, omloop, volzin, uitgang, lid, vollooping
|
6 |
Periode(engels: period) Te gebruiken voor een specifiek historisch of cultureel tijdvak.
|
7 |
PeriodeDe elementen van het periodiek systeem kunnen in een aantal perioden ingedeeld worden op basis van hun elektronenconfiguratie. Elke periode eindigt aan de rechterkant van het periodiek systeem met een [..]
|
8 |
PeriodeIn de wiskunde is de periode (T) van een functie f, in de grafiek voor te stellen als het kleinste interval langs de x-as, waarna de functiewaarden zich beginnen te herhalen. Indien een dergelijk geta [..]
|
9 |
PeriodeEen periode van een signaal (golf, trilling, wisselstroom) is één volledige cyclus die steeds wordt herhaald. De periodetijd (symbool: T) is de tijdsduur van de periode (eenheid: seconde).
Een sinusvo [..]
|
10 |
Periodegrafiek die uit dezelfde stukken bestaat. Eén zo'n stuk noem je dan de period
|
11 |
PeriodeDe onderverdeling, in tijd, van een basketbalwedstrijd. Dit is lang niet overal hetzelfde: in het (Europese) amateurbasketbal zijn dat vaak vier periodes van 10 minuten, in de NBA zijn het vier periodes van 12 minuten en in het Amerikaanse college-basketbal weer twee periodes van 20 minuten. De periode-aanduiding in het internationale basketbal is [..]
|
12 |
Periode1. Tijdsinterval. 2. De tijdsduur van een cyclus van elkaar regelmatig opvolgende verschijnselen of gebeurtenissen.
|
13 |
Periodepunt, stip, omloop, volzin, uitgang, lid, vollooping
|
14 |
Periodepunt, stip, omloop, volzin, uitgang, lid, vollooping
|
15 |
Periodepunt, stip, omloop, volzin, uitgang, lid, vollooping
|
16 |
Periodepe·ri·o·de (de; v; meervoud: perioden, periodes) 1tijdvak, tijdperk: perioden met zon2(sport) elk van de gedeelten waarin een competitie is ingedeeld
|
17 |
PeriodeStadium, Termijn, Tijd, Tijdperk, Tijdruimte, Tijdsbestek, Tijdsduur, Tijdsspanne, Tijdsverloop, Tijdvak; Schuifje, Vlaag; Interval; Omlooptijd; Maandstonden
|
<< perineuritis | periode-eigendom >> |