1 |
moerenmeervoud van het zelfstandig naamwoord moer
|
2 |
moeren(engels: nuts (fasteners)) Korte blokken, meestal van metaal en met een schroefgat in het midden voor een bout of draadstang.
|
3 |
moereneen plas uitvenen of veenslik opbaggeren om turf van te maken.
|
4 |
moerenMoeren ook wel "De Moeren" is een buurtschap in de gemeente Zundert in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het ligt in het noordwesten van de gemeente, aan de weg van Zundert naar Rucphe [..]
|
5 |
moerenkapot maken
|
6 |
moerenstuk maken, slopen
|
7 |
moerenMoeren, bw. ow. gel. (ik moerde, heb gemoerd), troebel -, onklaar maken; mengen, vermengen; (zeew.) vastmeren; (fig.) straatschenderij plegen. *...IG, bn. (-er, -st), moerassig, slijkerig.
|
<< moerbei | molecule >> |