1 |
knijzenAls er bijvoorbeeld een penalty genomen moet worden, zegt iemand: “ hij mist hem toch” Ik zeg dan: “ je moet niet zo knijzen”
|
2 |
knijzenKnijzen, ook knijtsen, 'kijken'. Zij knijsden hem goed in de lampies, (ogen). Knijs effe, of er wat op de vlakte is. Alle buren stonden voor het raam te knijzen. Ook 'kennen'.of 'weten') Ik knijsde hem noppes. (Ik kende hem niet). Ik knijs het niet. (Ik weet/begrijp het niet). (Amsterdams/Jordaans) Dat is een broocher (Man of dronkaard) die ik niet knijs. Uit: Zakwoordenboekje van het Bargoensch. W.L.H. Köster Henke. uitgave 1906
|
3 |
knijzenKnijzerij: ik zou daar de knijzerij krijgen betekent : het zou me aanvliegen, het lijkt me erg eenzaam, ik zou daar somber van worden. Wonen in een huis midden in het bos, zeer afgelegen.
|
4 |
knijzenKnijzen, ow. gel. (ik knijsde, heb geknijsd), kniezen.
|
<< kniezen | knispen >> |