1 |
Reedenmeten
|
2 |
Reedenmeten
|
3 |
Reedenmeten
|
4 |
ReedenReeden, bw. gel. (ik reedde, heb gereed), bereiden, gereed maken, vervaardigen; uitrusten, timmeren (schepen); bereiden (zijde). *-, ow. (zeew.) deel hebben aan het uitrusten van een schip; (fig.)
|
<< Reede | Reeder >> |