1 |
Belgenmeervoud van het zelfstandig naamwoord Belg
|
2 |
Belgenzie balgen,
|
3 |
BelgenMet Belgen worden in het hedendaags taalgebruik meestal de inwoners aangeduid van het land Belgiƫ, dat in 1830 met de Belgische Revolutie werd opgericht.
|
4 |
Belgenzie balgen, ook boos worden
|
5 |
Belgenzie balgen, ook boos worden
|
6 |
Belgenzie balgen ook: boos worden
|
7 |
BelgenBelgen (ZICH), ww. gel. (ik belgde mij, heb mij gebelgd); - over, zich boos maken. *-, bw. het belge u niet; gebelgd zijn. *...GING, v. gmv.
|
8 |
BelgenInwoners van België
|
<< Belg | Belgica >> |