1 |
verplichtBindend, Compulsief, Dwingend, Geboden, Gehouden, Imperatief, Obligaat, Obligatoir, Obligatoor, Obligatorisch, Schuldig, Stringent, Verbonden, Verschuldigd; Dankbaar, Erkentelijk
|
2 |
verplichtDe 'Inburgeringscursus' is verplicht.
|
3 |
verplichtIn voorbereiding.
|
4 |
verplichtbijvoeglijk naamwoord - wat moet Voorbeeld: je bent verpl [..]
|
5 |
verplicht
|
<< Vergiften | verpletteren >> |