1 |
snoer
|
2 |
snoerBand, draad, Koord, Pees; Meetsnoer
|
3 |
snoerSnoer, o. (-en), koord; gevlochten band; (fig.) partij, belang; iem. aan zijn - krijgen; rij, reeks; hetgeen aan een snoer geregen is; een - paarlen, koralen; (fig.) hij heeft er een - van weg, hij he [..]
|
4 |
snoereen normaal vertakte boom of struik die is gesnoeid tot een enkele stam
|
<< snoeven | snoep >> |