1 |
slapenDoezelen, Dommelen, Dutten, Een dutje doen, Een tukje doen, Een uiltje knappen, Keveren, Knorren, Kofferen, Luimen, Maffen, Meuren, Overnachten, Piepen, Pitten, Rusten, Sluimeren, Soezen, Tukken
|
2 |
slapenonregelmatig werkwoord - in een toestand zijn dat je niets v [..]
|
3 |
slapen
|
4 |
slapenDuits werkwoord: schlafen-schlief-geschlafen
|
5 |
slapenBoekie lezen, ook wel het lezen van letters in een volgorde die een bepaalde harmonie houden
|
6 |
slapenZolang de geest in de stoffelijke wereld een lichaam (zie aldaar) heeft als tijdelijke, stoffelijke vorm, gaat de geest iedere ochtend over van de geestelijke wereld naar het lichaam in de stoffelijke [..]
|
7 |
slapenSlapen, ow. ong. (ik sliep, heb geslapen), in slaap zijn; gaan -, zich te bed -, ter ruste begeven; (spr.) een gat in den dag -, langer slapen dan men behoort te doen; bij iem. -, iemands bedgenoot zi [..]
|
8 |
slapenEen periode van inactiviteit die elke mens op aarde heeft
|
<< slapeloosheid | slechtvalk >> |