1 |
plonzen ( ergatief ) een geluid voortbrengen zoals dat van iets dat luidruchtig in een vloeistof ondergedompeld wordt
De kinderen plonsden tot ergernis van hun ouders vrolijk door de grote plas.
|
2 |
plonzenPlompen; Kletsen, Plassen, Pletsen; Plodderen, Spatten
|
3 |
plonzenPlonzen, bw. ow. gel. (ik plonsde, heb of ben geplonsd), zie PLOMPEN.
|
<< plotseling | plomp >> |