1 |
koekeloerenZo maar wat zitten, staan, liggen of onbewust kijken naar onbepaalde richtingen.
|
2 |
koekeloerenKoekeloeren, ow. gel. (ik koekeloerde, heb gekoekeloerd), leêg -, werkeloos zitten en uitkijken; daar zit hij den ganschen dag te -.
|
<< koddig | koelen >> |