1 |
hinken
|
2 |
hinkenHinken, ow. gel (ik hinkte, heb gehinkt), op één been voortspringen; (ook) mank loopen; (fig.) haperen; dat hinkt, sluit niet; op twee stelsels -, geen vasten regel volgen; het vóór en tegen tegelijk [..]
|
3 |
hinkenzie claudicatio.
|
<< hinesratio | Hinrich >> |