1 |
emmesvolgens mij kan het ook "fijn" en"goed" , betekenen, zie het boek "Kruimeltje" van Chr.van Abkoude, blz 11 bijna onderaan.
|
2 |
emmes(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) , immes (Nhbr.): vastheid, trouw, waarheid. Uit (Ohebr.) emet. In de Amsterdamsche volkstaal: éénig, fijn, magnifiek!
|
<< emmeren | empaleren >> |