1 |
bijster
|
2 |
bijsterBijster, bn. en bijw. verdwaald; het spoor - zijn. *-, zeer; hij is - dom, hij stond - verlegen. *-NIS, v. gmv. verbijstering. *-ZINNIG, bn. verdwaald van zinnen. -HEID, v. gmv. zinsverbijstering.
|
<< bijstandsmoeders | bijsterveld >> |