1 |
bezig
|
2 |
bezigBezig, bn. en bijw. (meer -, meest -); - met; - aan; werkzaam zijn aan of met iets; ik was - te (of met) schrijven; hij is den ganschen dag -, hij werkt gedurig. *-EN, bw. gel. (ik bezigde, heb gebezi [..]
|
<< Beta | bezigen >> |