1 |
SchappelijkAannemelijk, Aanvaardbaar, Acceptabel, Begrijpelijk, Behoorlijk, Bespreekbaar, Bevattelijk, Billijk, Civiel, Geldig, Gepast, Geschikt, Naar Behoren, Ontvangbaar, Oorbaar, Ordentelijk, Passabel, Passend, Plausibel, Redelijk, Schikkelijk, Passend, Plausibel, Redelijk, Schikkelijk, Valabel, Voegzaam, Zinnig
|
2 |
SchappelijkSchappelijk, bn. en bijw. (-er, -st), redelijk, goedkoop; die prijs is nog al - (billijk); gij moet het een weinig - met mij maken (mij niet te veel afnemen). *-HEID, v. gmv. redelijkheid, matige prij [..]
|
<< Schaper | Schatbewaarder >> |