1 |
PlunjeBoeltje, Bullen, Spullen, Uitrusting; Goed, Kleding, Kledingstukken, Kleergoed, Kleren, Kloffie
|
2 |
PlunjePlunje, v. gmv. kleeding (inz. van zeelieden); hij zit goed in de -, hij gaat goed gekleed. *-KIST, v. (-en), matrozenkoffer.
|
<< Plunderaar | Plusfour >> |