1 |
Apprehenderengevangen nemen, vrezen, duchten, in hechtenis, vast houden, vangen, aantasten
|
2 |
ApprehenderenGM2: duchten, schromen. GM3: in hechtenis nemen.
|
3 |
Apprehenderenarresteren
|
4 |
Apprehenderengevangen nemen, vrezen, duchten, in hechtenis, vast houden, vangen, aantasten
|
5 |
Apprehenderengevangen nemen, vrezen, duchten, in hechtenis, vast houden, vangen, aantasten
|
6 |
Apprehenderengevangen nemen, vrezen, duchten, in hechtenis, vast houden, vangen, aantasten
|
7 |
ApprehenderenLet op: Spelling van 1858 grijpen, vasthouden, gevangen nemen; gewaarworden. Apprehensie, gevangenneming; gewaarwording; bezorgdheid. Apprehensief, bevattelijk; zorgelijk
|
<< appreciate | apprehensie >> |